In juli van dit jaar schreef ik over het eigendom van veulens/embryo’s en de verschillende vormen die worden gebruikt bij het fokken van paarden (bijvoorbeeld embryotransplantatie en ICSI). In de paardenwereld is het gebruikelijk dat er gehandeld wordt in bijvoorbeeld embryo’s. Voor de overdracht van deze embryo’s worden dan koopovereenkomst gesloten (al dan niet schriftelijk).
Men kan zich voorstellen dat er nogal wat mogelijke uitkomsten zijn te bedenken en bij het verkopen van embryo’s en met name de uitvoering van de dracht hiervan. We hebben immers te maken met de natuurlijke aspecten van de fokkerij. Het is goed mogelijk dat bijvoorbeeld een merrie niet drachtig wordt, ofwel de dracht niet tot een levend veulen leidt. De overeenkomsten waarin een verkoop van embryo’s wordt geregeld dient te voorzien in dat soort situaties. Doordat er zoveel situaties mogelijk zijn, is het goed mogelijk dat er leemtes ontstaan in het contract. Hiermee doel ik op een situatie waarin het contract een mogelijke uitkomst niet regelt. Er moet dan worden beoordeeld of partijen met de overige bepalingen van dat contract hebben beoogd het één en ander te regelen.
Het hof Den Bosch oordeelde op 7 november jl. over een dergelijk geval. Wat was er aan de hand? De betrokken partijen hielden zich beiden bezig met het bedrijfsmatig fokken van paarden, waarbij gebruik werd gemaakt van twee technieken (ET en ICSI). Tussen partijen zijn kort gezegd twee overeenkomsten gesloten met betrekking tot de verkoop van embryo’s. Het hoger beroep spitste zich uiteindelijk toe op de eerste overeenkomst. De koopovereenkomst gaf de koper recht op één embryo van een merrie die gedekt was door een bepaalde hengst. De embryo zou worden overgeplaatst naar een draagmoeder. Deze draagmoeder zou op dag 45 door de verkoper aan de koper geleverd worden. Indien er in 2015 (koopovereenkomst was van 2014) geen levend veulen geboren zou worden, dan waren de kopers gerechtigd om opnieuw een dergelijke combinatie van de merrie en hengst te bewerkstelligen om wel tot een levend veulen te kunnen komen. In eerste instantie werd de merrie niet drachtig en kon er geen embryo worden gespoeld. In 2015 werd geconstateerd dat de merrie alsnog wel drachtig was, maar dat de embryo niet tijdig was ontdekt en daardoor té ver was ontwikkeld om nog te kunnen worden overgeplaatst. In deze procedure raakte partijen onder andere in geschil over de vraag of de verkoper dit veulen aan de koper moest afdragen. Naast deze discussie waren er nog een aantal punten waarover partijen in geschil waren, maar die zal ik hier niet bespreken.
De hof constateerde dat er in het contract niet was voorzien in de situatie waarin de merrie zelf het veulen zou dragen. Er was uitsluitend invulling gegeven aan de situatie waarin de embryo werd geïnsemineerd bij een draagmoeder. In dit geval moest de leemte in het koopcontract dan ook worden aangevuld. Een overeenkomst heeft immers niet alleen de door partijen overeengekomen rechtsgevolgen, maar ook die welke – naar haar aard van de overeenkomst – uit de wet, de gewoonte of de eis van redelijkheid en billijkheid voortvloeien (zo overwoog het hof).
Het hof ging vervolgens kijken naar de bedoelingen van partijen in deze zaak en oordeelde onder andere dat tussen partijen niet ter discussie stond dat als de embryo wel tijdig was ontdekt en zij zou zijn overgeplaatst, deze aan de koper zou toebehoren. Dat het veulen uiteindelijk door de onvoorziene omstandigheid dat de embryo te laat was ontdekt niet is geboren vanuit de draagmerrie maakt dit niet anders. Het hof acht het van belang dat het doel van partijen was gericht op de geboorte van een levend veulen en dat dit veulen is geboren ondanks dat dit veulen niet uit de draagmerrie is geboren.
Het hof oordeelde dan ook dat uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeit dat in aanvulling op de overeenkomst die partijen hadden, moet worden aangenomen dan het veulen aan de koper toebehoort. De verkoper werd dan ook verplicht om het veulen aan de koper af te dragen.
Uit het voorgaande blijkt dat de huidige mogelijkheden voor het gebruiken van moderne technieken met behulp van draagmoeders veel mogelijkheden bieden, maar ook risico’s met zich meebrengt. Het is van belang om in een eventuele overeenkomst duidelijk vast te leggen welke scenario’s zich kunnen voordoen en hoe partijen in geval van zo’n situatie willen handelen. Hierbij bestaat de mogelijkheid dat als deze situatie niet is geregeld, de rechter het contract zal moeten aanvullen.
Mocht u meer willen weten over dit onderwerp, dan kunt u vrijblijvend contact met mij opnemen.